|
Moorslede is een gemeente van bijna 11.000 inwoners gelegen in het hart van West-Vlaanderen tussen Kortrijk, Ieper en Roeselare. Op een oppervlakte van 3.534 ha zijn er3 deelgemeenten Moorslede, Slypskapelle en Dadizele.
Het gemeentewapen (verleend op 12 februari 1968 en bevestigd op 4 april 1995) verwijst naar het familiewapen de Croix, heren van Moorslede en Dadizele sedert 1693. Het rechtse banier toont het gemeentewapen van Dadizele.
Het woord “Moorslede” is de samenstelling van “Moors” en “Lede”. “Moor” of “moors” betekent “moeras”. In het Engels spreekt men van “moor” en “moorland”, in het Frans “mare”, “marécage”. “Lede” betekent “weg” of “passage”. Aldus kan de oorsprong van Moorslede geweest zijn : “een weg die door de moerassen loopt”.
De graaf van Vlaanderen was de hoogste magistraat van het graafschap en onmiddellijk op hem volgden zijn eerste vertegenwoordigers, de hoogbaljuwen van de kasselrijen met hun hoofdcollege van vrijschepenen en hoogpointers (belastinginners). Moorslede viel onder de kasselrij van Ieper. Elke parochie had haar eigen wet die nochtans afhing van het magistraat van de kasselrij.
De parochiewet van Moorslede bestond uit een baljuw, vertegenwoordiger van de graaf door de dorpsheer van Moorslede aangesteld, 7 schepenen, waarvan één het ambt van burgemeester of eerste schepen uitoefende en verder nog een griffier.
Bovendien waren er aangestelde pointers of zetters die de inwoners aansloegen “in advenante” van het land dat ze gebruikten: alle land, zowel bos, meers als akkergrond, betaalde evenveel. In 1760 was dat 12,5 stuivers (1 stuiver = 2 schellingen) per gemet, in 1789 3 ponden parisis en 14 schellingen (1 pond parisis was 20 schellingen of 10 stuivers, 1 gulden was 2 ponden parisis, 1 pond groten was 6 guldens of 12 pond p.). De molenaars betaalden eveneens een belasting en wanneer de lasten buitengewoon zwaar vielen, werden de neringdoeners en zelfs de kortwoners voor een zeker deel aangeslagen.
Voor 1672 werden de landgebruikers ook “gepoint” naar het aantal koeien die ze in hun stallen hadden. Er waren 2 zettingen per jaar: de eerste met Sint-Jan (juni) en de andere met Kerstmis.
In 1673 was het derde van Moorslede nog heide en bos. Men telde er 214 huizen, 26 hofsteden van 2 paarden, de puinen van een oud hospitaal “Bunder” genaamd. Daarenboven waren er 67 “censen” of pachthoeven die aan een cijns onderworpen waren en 3 molens : de Moorsledemeulen, de Slijpsmeulen en de Watermeulen.
In 1765 waren er 3400 inwoners, in 1806 telde men 4971 inwoners, in 1830 6304 en in 1838 6397 inwoners.
In 1566 kwamen enige verarmde edelen te Brussel samen en vormden er een vereniging waarvan de bijzonderste standregels in een schrift verschenen dat nadien bekend werd als het “Verbond der edelen”. Zij verzetten zich in dit schrift tegen de Inquisitie en vroegen de vrijheid van geweten. Hun verzoek werd van de hand gewezen waardoor hun aantal nog steeg tot 2000 eedgenoten die de naam “geuzen” aannamen. Op 14 augustus 1566 richtten ze enorme schade aan kerken aan in de streek van Sint-Omaars (St-Omer), vervolgens in Ieper, Komen en Menen. Ook Moorslede werd niet gespaard: de beelden in de kerk en het gasthuis ten Bunderen werden grotendeels vernield.
Met de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) brak voor onze gewesten een rampzalige periode aan. Tot het einde van het Ancien Régime zouden vreemde troepen de Moorsleedse bevolking teisteren.
Van 1568 tot 1576 lagen een menigte Spaanse troepen te Menen in garnizoen. Zij doorliepen de hele streek en richtten er overal grote schade aan. In 1576 werd de “Bevrediging van Gent” getekend, een overeenkomst bekrachtigd door Don Juan van Oostenrijk die toen algemene landvoogd was, waarbij de steden zich onderling verbonden om de vreemde huurbenden en voornamelijk de Spaanse soldaten uit ons land te verdrijven.Van 1575 tot 1583 heerste de pest afgrijselijk in Vlaanderen. Te Brugge stierven in 1581 wel 80000 mensen, in Kortrijk 60000 mensen in 1582-1583
In 1578 namen
de Fransen, onder de leiding van Emanuel Lalaing, heer van Montigny, de wapens
op om hun land van de beeldenstorm te bevrijden. Zij noemden zich
de “Malcontenten” en overmeesterden Belle (Bailleuil), Poperinge
en Menen.
De stad Ieper werd op 19 juli 1578 door de Gentse calvinisten
ingenomen, de Sint Niklaas-kerk vijf dagen later door de gereformeerden in
gebruik genomen.
Op 20 september werd de uitoefening van de roomse religie verboden. De toestand,
waarin de stad in de daarop volgende jaren kwam te verkeren, was tragisch:
de bevolking ging onder diepe armoede gebukt, de pest sleepte “luttel
menschen minder dan 100 ‘s dachs” naar het graf en er heerste
een grote hongersnood, die steeds groter werd omdat duizenden vluchtelingen
van
het platteland de stad binnenvluchtten, die men meestal tevergeefs de poort
trachtte uit te zetten. Eind 1583 werden wel 2.000 landslieden de stad uitgedreven,
die daarop richting Brugge trokken. Vanaf 1578 hadden velen reeds vrijwillig
Ieper verlaten, allereerst de notabelen, die zoveel mogelijk van hun bezit
trachtten te redden, later ook anderen, die zich naar Frankrijk, Engeland,
Duitsland en de Noordelijke Nederlanden begaven.
(Bron: Zuid-Nederlanders in de Republiek 1572-1630, J. Briels,
blz. 35-36.)
Op 22 oktober 1579 kwamen de Schotten, huurlingen van de Nederlandse Staten zich van Menen meester maken. Ook in de streek van Moorslede begingen die Schotten moordpartijen en brandstichtingen. De kerk werd in brand gestoken en verscheidene Moorsledenaren werden gevangen genomen en slechts in vrijheid gesteld na het ontvangen van een grote som losgeld. De Schotse troepen verlieten de streek slechts in 1583.
Onder het bestuur van Alexander Farnese werd het rustiger, maar hij stierf reeds in 1592. De geuzen verloren steeds meer veld tot ze uiteindelijk in het jaar 1604 in Oostende werden verslagen.
In 1598 had Filips II van Spanje zijn dochter Isabella verloofd aan de aartshertog Albrecht, zoon van Maximiliaan II, keizer van Oostenrijk en hem het oppergezag van de Nederlanden afgestaan. Na enige veldslagen werd het “Twaalfjarige Bestand (1609-1621)” afgesloten waardoor de vrede, orde en tucht enigszins terugkwamen.
Na de dood van Isabella in 1633 werd Vlaanderen weerom het toneel van aanhoudende oorlogen die maar eindigden in 1713. Grote sommen moesten de inwoners van Moorslede van tijd tot tijd vinden om de kosten van de legers te dekken. Soms werden de gemaakte kosten deels vergoed.
Op 16 Juli 1638 logeerden er te Moorslede 73 Schotten
en hetzelfde jaar moesten de Moorsledenaren kost en logies verschaffen aan
een troep Italianen. In Maart
1639 waren de Nederlandse Staten gedwongen 4100 “weerbare mannen” te
leveren die naar het land van Waas trokken om er aardewerken te verrichten
in het fort Spinola.
De Kasselrij Ieper leverde 148 mannen waaronder 7 van
Moorslede : Sander Forge, Pieter Verhamme, Maerten Vanmechelen, Jacques Flamez,
Pieter Grymonpont, Joos Reynaert en Maerten Reubrecht.
In de jaren 1640 en in het bijzonder in 1647 heerste er te Moorslede een besmettelijke ziekte (de pest). Ten einde deze kwaal in te dijken werden buiten het dorp hutten in stro gezet om er de zieken in te verzorgen.
Gingen werken aan de fortificaties van Diksmuide in 1646-1647:
De Cuipere Jaecques (neef van Rougier?)
De Cuipere Rougier (weduwnaar)
In oktober 1648, bij het beleg van Ieper door de Spaanse troepen, worden de
inwoners van Moorslede, waar de troepen ingekwartierd zijn, van al hun vee,
gewassen, huisraad en geld beroofd.
"Hiernaer volght d'oncosten ende verlies
ghesupporteert by de naervolghende inghesetenen van de prochie van morslede
den ? ende ? october 1648 door tlogement
alsdan ligghende onderstaen van thien regimente te peerde ende drye regimente
voetvolck vande troepen vande hertoghe van Lorrainnen onder de commande vanden
heere Grand (?) van Ligneville : Va (viduam = weduwe) Rougier De Cuypere in
ghelde vj p. grooten over tgonne verlooren in havre hoij ende houdt beloopende
wel tsamen xv p. grooten (1648?);Va Michiel De Cuipere in ghelde iiij p.gr.
item over tgonne verlooren in havre, boon ende cruijtschoof ende houdt beloopende
wel tsamen in ghelde xx p.gr.”
(Bron: RAK, Fonds Colens: nummer 503, stuk i)
In 1648 gingen 8 Moorsledenaren naar Ieper om er de stad te helpen versterken.
In de jaren 1650 was Moorslede vervuld met soldaten.
- in 1650 lag een troep Spaanse krijgers te Moorslede in garnizoen.
- in 1656 gingen 20 Moorsleedse jongeren het Spaans leger vervoegen te Duinkerken
- in 1658 was het zeer erg: in mei kwam de ruiterij van Zijne Majesteit der
Nederlanden, onder leiding van Don Antonio de la Quafue, luitenant-generaal
van de cavalerie, bestaande uit meer dan 1000 paarden over Moorslede. De
soldaten waren zo wild dat zij alle vruchten afsneden voor hun paarden of op
andere
wijze vernietigden. Gedurende het beleg van Diksmuide door het Franse leger,
in de maanden juni en juli, kwamen ze bijna iedere dag voeder op de gemeente
halen. De Franse legers naderden Menen en Ieper en de troepen van Turenne
vielen ook Moorslede binnen en eisten er alles op waardoor de plaatselijke
bevolking
op de vlucht sloeg:
“’
t fransche legher commende voor de steden van Meenen ende Ypre de welke naar
eenighe belech gheinporteert sijn gheweest in sulcker voughe dat de menschen
ten platte lande ende naementlijk d’insetenen der prochie van Moorslede,
abandonnerende heure wooninghen ende de overghebleven vruchten hebben moeten
verlaeten, hun hebben moeten retereren inde en ontrent eenighe groote ende
vaste steden van dese lande te weten naar het quartier van Ghendt, Brugghe,
Cortryck ende elders …”
Rond 1668 begon men tabak te planten in de streek.
In 1672 begon een verovering van Vlaanderen door Lodewijk XIV. Moorslede lag geregeld vol soldaten en alweer moesten veel Moorsledenaren grote sommen betalen om de oorlogskosten te dekken. De griffier van Moorslede, M. de Blieck werd gevangen genomen en naar Kortrijk gevoerd omdat de parochie niet haastig genoeg was om haar aandeel te betalen in de haver die door de generaal van het leger gevraagd was.
In 1678 werd het verdrag van Nijmegen getekend waardoor Frankrijk de Kasselrij
Ieper verkreeg en zo kwam Moorslede onder de Franse kroon.
In 1689 was Moorslede echter terug aan Spanje.
In 1695 trok het Franse leger onder leiding van maarschalk de Villeroy na
Brussel te hebben bestookt, door Vlaanderen en installeerde zijn hoofdkwartier
in Roeselare. Velen uit de omliggende gemeenten moesten soldaten logeren en
Moorslede was verplicht gedurende een lange tijd kost en logement te verschaffen
aan 3 eskaders paardenvolk.
Op 30 oktober 1697 werd de Vrede van Rijswijck gesloten. De rust was van korte
duur want Karel II, koning van Spanje, stierf kinderloos in 1700. Hierdoor
kwam Vlaanderen bij testament toe aan Filips, hertog van Anjou en kleinzoon
van Lodewijk XIV. Dit viel niet in de smaak van de andere Europese mogendheden
en weldra stonden deze met de wapens in de hand om de Franse koning dit recht
te ontzeggen.
Kermis 1700 te Moorslede op de zondag voor de feestdag van de H Remigius, dit is op de laatste zondag van september.
“Na de hoogmis in de Sint-Martinuskerk, trok elkeen naar de plaatse om in “den Engel”, de “Drie Koningen” of “den Hert” uit groote schalen, de vreugde en den welvaart met schuimende Vlaamsch bier te begieten. Eene menigte jongelingen waren in de herberg “het Peerd” vergaderd, een bierhuis op de plaatse te Moorslede, dat door zekeren Struye bewoond werd, die er tevens brouwer was. Al met eens ontstond er eene schermutseling voor de deur, die met eenige woeste kreten vergezeld was, en wanneer elkeen de herberg had verlaten om te zien wat er gaande was, zag men den genaamden Hubrecht Samyn in een bloedbad ten gronde liggen. Twist was ontstaan tusschen de gebroeders Samyn en zekeren Reuse. Samyn was met het tinnen deksel van een bierglas op het hoofd geslagen geweest, en onbewust ter aarde gevallen. In allerhaast ging men mijnheer den pastoor Beaugrand verwittigen, die den jongeling nog de H. Olie kon bedienen. " (Bron: Geschiedenis van Moorslede door Medard Van Den Weghe, uitgave Familia et Patria, Handzame 1977 (1977/675/15))
Met
de aanvang van de achttiende eeuw begonnen nieuwe moeilijkheden:
de Spaanse successieoorlog was gestart.
De Spaanse
Successieoorlog
(1702-1713)
is de oorlog om de landen van de kinderloos gestorven Spaanse koning Karel
II (regeerde van 1665 tot 1700): Spanje, het Spaanse Rijk in Amerika en de
Spaanse bezittingen in Italië en de Zuidelijke Nederlanden.
De erfgenaam Filips van Anjou en zijn grootvader, de Franse koning Lodewijk
XIV werden bevochten door de Grote Alliantie tussen Oostenrijk, Engeland,
de Republiek, Brandenburg en later ook Portugal en Savoie, die de dominantie
van
de Franse Bourbons vreesden. De oorlog werd beëindigd met de vrede van
Utrecht (1713) en voor Oostenrijk met de vrede van Rastatt (1714). Filips
van Anjou werd als Filips V (regeerde tot 1746) koning van Spanje en van
het Rijk in
Amerika. De Zuidelijke Nederlanden, Milaan en het koninkrijk Napels en Sardinië kwamen
aan Oostenrijk. Savoye kreeg Sicilië en werd een koninkrijk. De grote
overwinnaar werd Engeland: het kwam in het bezit van enige Franse koloniën
in Noord-Amerika en kreeg van Spanje naast Gibraltar en Minorca het uiterst
belangrijke asiento.
Op 23 mei 1706 versloeg de Engelse generaal Marlborough het Franse leger te
Ramillies. De bondgenoten (Engelsen en Hollanders) lagen in 1706 in de streek
van Roeselare gekampeerd waarna ze het beleg van Menen ondernamen. Een
akte uit 1706 bewijst dat de boeren van Moorslede verplicht waren haver te
leveren
naar Hooglede. (cfr lokale geschiedenis van Hooglede: "1706 was
voor Hooglede nogmaals een jaar van oorlog en verwoesting. De geallieerde
troepen (Spaanse, Engelse en Hollandse) onder het bevel van de Hertog van
Marlborough verbleven alhier gedurende de maanden juni en juli en
veroorzaakten aan onze voorouders een verlies dat volgens de parochierekening
beliep tot 151.400 lb 11 sch 8 d, waarvan een tiende aan de schadelijders
vergoed werd."
In
1708 kampeerden er te Wervik, Menen, Moorsele, Roeselare en Moorslede, aan
de Tuymelaere,
langs
de oude
Heirstraat,
een
groot aantal
soldaten van de bondgenoten. De Moorsledenaren moesten haver en hooi bezorgen
aan het paardenvolk en bomen vellen rond hun kamp. Er vertrokken ook 25 jongelingen
naar Rijsel als pioniers op 12 augustus 1708, weldra gevolgd door nog eens
25 personen. Op 28 oktober gingen er ook 40 pioniers naar Marquette en 20
naar de Heirstraat.
De strenge winter van 1708-1709 en veel regen in het voorjaar en de zomer van 1709 zorgen voor hongersnood in gans Vlaanderen.
Vanaf 1710 kwam de aardappel als volksvoedsel in trek. In de jaren 1710, 1711 en 1712 was Moorslede verplicht haver, hooi, klaver en gras te leveren voor de soldatenpaarden.
Op 11 april 1713 werd de Vrede van Utrecht getekend waardoor de Zuidelijke Nederlanden onder de heerschappij viel van het huis van Oostenrijk.
Vanaf 1713 tot 1744 heerste er relatieve welvaart en de landbouw kende een grote uitbreiding.
Op 20 oktober 1740 stierf Karel IV, keizer van Oostenrijk en werd opgevolgd
door zijn 23 jarige dochter Maria Theresia die getrouwd was met Frans van Lorreinen.
Lodewijk XV betwistte de erfenis en bereidde in het voorjaar van 1744 een inval
voor in de Zuidelijke Nederlanden.
In 1744 kwam dus de gesel van de oorlog
opnieuw opduiken, vergezeld van een andere plaag die vooral de landbouw teisterde:
de koeienplaag of “’t vliegend vuur”.
Het leger met aan het hoofd Lodewijk XV zelf, viel Frans Vlaanderen binnen.
De Moorsledenaren moesten weer zoals in het begin van de eeuw aan het werk
met paarden en wagens om aan alle eisen van hun vorsten te voldoen:
- op 18 mei 1744 leverden de Moorsledenaren hooi en haver aan het oorlogsmagazijn
te Geluwe.;
- op 28 mei 1744 werden 5 wagens aan Geluwe geleverd;
- begin juni 1744 trokken 7 wagens elk met 4 paarden bespannen naar Menen om
de “bommen en de ballen van het grof geschut” naar Ieper over te
brengen.
- op 28 juni vervoerden enige Moorsledenaren met 5 wagens en 20 paarden de
bagage van het Hollands garnizoen dat te Ieper was naar Oost-Rozebeke en op
14 juli trokken ze naar Diksmuide;
- van 9 november 1746 tot 10 april 1747 verbleef de hertog van Noailles te
Moorslede met 2 compagnies ruiters;
- van 20 augustus 1748 tot 3 oktober kampeerden 3 compagnies ruiterij van een
Frans regiment afgelost door 3 compagnies ruiterij van het regiment Fatterand,
ten dienste van Frans van Lorreinen, die op 12 november 1748 vertrokken.
Uiteindelijk kreeg Maria Theresia de Zuidelijke Nederlanden terug en eind 1748 werd haar gemaal onder de naam van Frans I, keizer van Oostenrijk. Het strijden was nu wel gedaan maar de ondergang van de gemeenten in Vlaanderen was bijna volkomen. Alle dorpen hadden gedurende 4 jaar zware lasten moeten dragen. Het merendeel van de minder gegoede families, in het bijzonder op het platteland, verkeerde in grote nood. Het openbaar fortuin was grotendeels in handen van adellijke families, bij enkele kapitalisten en in abdijen en kloosters. In Vlaanderen telde men op een bevolking van ongeveer 700.000 mensen niet minder dan 100.000 armen. Bijna de helft van de bevolking van Brugge leefde van de onderstand en te Gent waren er 12000 bedelaars.
Frans I verbood het bedelen en landlopen . Alle mannelijke meerderjarigen van de gemeente moesten dagronden uitvoeren om alle vreemde bedelaars, landlopers en leeggangers te verjagen of aan te houden. Elke wacht bestond uit een korporaal en vier wakers en patrouilleerden langs alle koninklijke wegen zoals de grote heirstraat van Menen naar Roeselare. Herbergiers werd verboden na tien uur ’s avonds drank te tappen en de wachters waren gemachtigd alle herbergen te doorzoeken waar zij vermoedden bedelaars of landlopers aan te treffen.
In de jaren 1770, 1771 en 1772 woedde de koeienplaag opnieuw en in 1778 hadden de landbouwers af te rekenen met een nieuwe kwaal met name de aardappelziekte die 15 jaar aansleepte en die later nog een veel grotere rampspoed zou veroorzaken.
In 1780 volgde Jozef II zijn moeder Maria Theresia op. Hij werd de “keizer koster” genaamd want hij had het hoofd vol hervormingsplannen in geestelijke, bestuurlijke en gerechtelijke zaken. Hij heeft zodoende bijgedragen tot het uitbarsten van de revolutie van 1793 waardoor Frankrijk en later gans Europa met puin en bloed werd overdekt.
In 1789 stonden de Vlamingen openlijk op tegen de Keizer. Twee befaamde advocaten, Hendrik Vandernoot en Vonck richtten het “Leger der Belgische Patriotten” op. Jan Andries Vander Mersch, een gepensioneerd kolonel, in 1734 in Menen geboren en op het ogenblik der wanordelijkheden verblijvend te Dadizele, aanvaardde het bevelhebberschap over de Patriotten en versloeg de Oostenrijkers te Turnhout op 26 oktober 1789. Weldra wapperden de vlaggen op de torens van de bevrijde steden Gent, Brugge, Oostende, Ieper, Kortrijk, …doch het geluk was van korte duur …
Leopold II volgde Jozef II op die op 20 februari 1790 overleed en na korte tijd waren de Vlaamse provincies opnieuw veroverd door de Oostenrijkers.
Ondertussen was de revolutie in Frankrijk losgebroken. In het begin van 1792 stemde de Franse Wetgevende Vergadering de oorlogsverklaring tegen Oostenrijk. Reeds op 7 juni 1792 waren er Tiroolse Jagers gestationeerd in Moorslede. Een leger van 300.000 Fransen onder het bevel van maarschalk Lukner viel op 17 juni 1792 Menen binnen en verder naar Kortrijk waar de Keizerlijken wegvluchtten. De Oostenrijkers werden verslagen bij Jemappes op 6 november 1792. Later trok Lukner zich terug op Rijsel en Wervik en liet Menen weer aan de Oostenrijkers over. Bij de slag van Neerwinden heroverden de Oostenrijkers het verloren gegaan gebied.
Begin 1794 ondernamen de Fransen een nieuwe poging om België te bezetten. Zij dienden hiervoor een machtig geallieerd leger te verslaan dat opgesteld was langs de grens met Frankrijk. Op 24 februari 1794 logeerde ruiterij uit Hannover te Moorslede. De Fransen plunderden, moordden en brandden Zuid-Vlaanderen vooral vanaf april 1794. Wevelgem, Gullegem, Heule, Lendelede, Moorsele en Geluwe werden het ergst geteisterd. Generaal Clerfayt deed wel nog enkele aanvallen op de Fransen maar na de veldslagen van Tourcoing op 18 mei 1794, Hooglede op 10 en 13 juni 1794 (tussen de legers van de Franse Republiek onder leiding van Generaal Pichegru en de Engels-Oostenrijkse coalitie onder de leiding van Generaal Clerfayt) en Fleurus op 26 juni 1794 waren de Fransen meester over Vlaanderen en zouden dat blijven tot na de val van Napoleon in 1815.
Verschillende veldslagen tussen Oostenrijkers en Fransen grepen dus in onze
streken plaats in 1793 en 1794. Een ziekte, bloedloop, ook rode loop of dysenterie
genaamd en mede veroorzaakt door de inlegering van deze soldaten, sleepte vele
inwoners van de streek in het graf tijdens deze periode.
(Na
de pest van de jaren 1640 breken vanaf 1672 regelmatig epidemieën van
bloedloop of rode loop (hemorragische dysenterie) en persloop (gewone dysenterie),
die weliswaar
minder
catastrofaal
waren dan
de pest, maar die niettemin grote sterfte veroorzaakten. Deze darminfectie
heeft het sterftepatroon in de achttiende en het begin van de negentiende eeuw
getekend. Sterfte van 5% van de bevolking waren bij een flinke dysenteriegolf
niet ongebruikelijk.)
Er braken weer slechte tijden aan. In 1797 startte de “Beloken Tijd”.
Aanleiding was het decreet van 19 Fructidor van het jaar V (5 september 1797)
dat van alle priesters de eed vereiste tot onderwerping aan de grondwet van
28 september 1795. Velen weigerden en werden opgesloten. Zo
werd pastoor Petrus Maes, geboren in 1724 in Moorslede, in de gevangenis van
Brugge opgesloten. De kerken werden gesloten, de klokken bleven stil,
alle tekenen van de katholieke godsdienst werden verwijderd. De kruisen op
kerken en kerkhoven werden weggenomen.
De priesters lazen de mis in bijzondere huizen of in hofsteden. Alle jongelingen
van 20 jaar op 22 september 1798 moesten zonder onderscheid noch loting in
dienst van het Franse leger treden. De meeste weigerden hetgeen aanleiding
gaf tot de boerenkrijg. Op 1 november 1798 werd het boerenleger echter verslagen
te Ingelmunster. Vanaf 1799 gebeurde de soldatendienst per loting. Vele Vlaamse
jongeren deserteerden echter.
>>> Terug naar boven
- Geschiedenis van Moorslede door Medard Van Den Weghe, uitgave
Familia et Patria, Handzame 1977 (1977/675/15)
- Genealogisch vademecum Moorslede door Jan Vanderhaeghe, 1981
- Genealogisch vademecum Moorslede Aanvullingen & Poorters te Passendale,
Jan Vanderhaeghe, 1982
- Derde deel - Genealogisch vademecum Moorslede Aanvullingen & Poorters
te Zonnebeke, Jan Vanderhaeghe, 1984
- Parochieregisters Moorslede (PRM) in Rijksarchief Brugge (RAB)
- Staten van goed en doodshalmen Moorslede in RAB
- Website Moorslede