De namen van de kuiper.

De oorsprong en betekenis van de familienaam Decuyper is vanzelfsprekend. De kuiper was vanaf de Middeleeuwen een belangrijk ambachtsman in praktisch ieder dorp en stad. Er moesten immers houten tonnen, vaten, tobbes en kuipen gemaakt worden voor zowel drank (wijn, bier, ...) als vaste (etens)waren (boter, kaas, haringen, ...). Deze beroepsnaam werd een familienaam. Vandaar dat de naam Decuyper zeer verspreid voorkomt in Vlaanderen.

Eén van onze voorvaderen was dus van beroep kuiper, vatenmaker, tonnenmaker.

Varianten van de naam zijn o.a. Cuyper, Cuypere, Cuijpers, Cuypers, De Cuyper, De Cuypere, De Cupere (in Vlaanderen), De Kuiper, Kuiper, Kuijper, Kuyper, Kuipers (in Nederland), Cooper, Coop, Cooperman, Couper, Cowper, Copper, Coupar, Cupper (in Engeland), Kiefer, Kupfer, Kupper, Küper, Küpper, Fassbinder (in Duitsland), Cuvelier, Le Tonnelier, Tonnelier (in Frankrijk), Cuperus en Couperus (Latijn).

Uitdrukkingen, spreekwoorden i.v.m. kuiper

"Het is in duigen gevallen"
De hoepels en de banden houden de duigen, de planken van een kuip, samen. Als de duigen droog worden, kunnen die hoepels wegglijden en de kuip "valt in duigen". De uitdrukking wordt algemeen gebruikt i.v.m. een onderneming, wanneer men bedoelt dat er niets van terecht komt.

"Het is al te laat het vat te verkuipen als het bier in de kelder staat"
Een vat (ver)kuipen is het bouwen, d.i. de duigen samenbrengen en op hun plaats doen houden door middel van de hoepels. Is een vat "in duigen gevallen, dan moet het ver- of gekuipt worden. Dat moet uiteraard gebeuren voor dat men er bier in kan gieten. De uitdrukking wordt bij uitbreiding gebruikt wanneer iemand iets doet dat te laat komt.

 

"Hij slaat de bom op het vat voor het vol is"
In één van de duigen van een vat is een vulgat voorzien, waardoor de vloeistof gegoten wordt. Dat gat wordt door middel van een houten blokje, de bom, gedicht.
De betekenis van de uitdrukking is dan ook duidelijk: hij acht de zaak te spoedig beklonken.

De klaploper was oorspronkelijk de houten verfpot, die door de kuiper als bijverdienste werd gemaakt en wellicht niet altijd even prompt door de schilder werd betaald. Klaplopers hadden een inhoud van 3 tot 10 kilo. Het was de taak van de pottenjongen om van tijd tot tijd het aangroeisel uit de potten te steken en deze schoon aan de zoldering te hangen. Vaak zetten de schilders in hun zwierige handschrift hun naam met jaartal, of de inhoudsmaat op de onderkant van de potten. Soms ook gaven ze die met een streek verf ‘een rood kontje’.

 

Terug naar stamboomgegevens